De Joegoslavische film UNDERGROUND won in 1995 in Cannes de Gouden Palm. Maker Emir Kusturica werd geprezen om zijn stilistische meesterschap. Maar de film was ook omstreden. Hij werd zelfs zo hard aangevallen dat Kusturica besloot nooit meer films te maken — een besluit waarop hij inmiddels is teruggekomen. Veelgehoorde kritiek luidde dat UNDERGROUND in het licht van de oorlog die de volkeren in het uiteengevallen Joegoslavië op dat moment voerden, juist vanwege zijn ver doorgevoerde estheticisme een tendentieuze film was. De in Joegoslavië geboren en al sinds zijn elfde in Duitsland levende Igor Krstic stelt in onderstaand artikel eveneens dat de politieke inhoud van UNDERGROUND ligt in zijn vorm. Hij analyseert de film vanuit de context van de postmoderne (film)theorie over de representatie van de geschiedenis. De auteur is het niet eens met de conclusie die de critici trokken.----Representing Yugoslavia? Emir Kusturica's UNDERGROUND and the politics of post-modern cinematic historiographyIn 1995, the Yugoslavian film UNDERGROUND won the Golden Palm in Cannes and filmmaker Emir Kusturica garnered praise for his stylistic mastery. The film also sparked off controversy, and scathing attacks on Kusturica led to his decision to never make another film. The bulk of the criticism argued that, in light of the war being waged at the time in a divided Yugoslavia, it was in fact overblown aestheticism that made UNDERGROUND a biased film. The Yugoslavian-born Igor Krstic, who has lived in Germany since age n, argues that the political subject matter of underground also manifests in the film's design. Krstic analyses the work in the context of post-modern (film) theory on the portrayal of history. The author disagrees with the critics' conclusion.

Netherlands Institute for Sound and Vision
doi.org/10.18146/tmg.450
Tijdschrift voor Mediageschiedenis

Krstic, Igor. (1999). Representing Yugoslavia? Emir Kusturica's UNDERGROUND and the politics of post-modern cinematic historiography. Tijdschrift voor Mediageschiedenis, 2(2), 138–159. doi:10.18146/tmg.450