In 1956 was de Nederlandse Vereniging van Geluidsjagers (nvg) opgericht, een niet-commerciële organisatie die zich ten doel stelde ‘een grotere bekendheid te geven aan de prachtige eigenschappen’ die de ‘moderne bandopname-apparaten. De club in Nederland was niet uniek, ook in andere landen waren verenigingen van geluidsjagers.Veel van deze clubs bestaan tot op de dag van vandaag. Maar hun ledental neemt sinds het eind van de jaren zestig gestaag af en de meeste verenigingen hebben hun aandacht geleidelijk naar klankdiabeelden en video verlegd. Waarom bleef deze hobby maar zo kort populair? Gebeurde dat, zoals een geluidsjager veronderstelde, omdat de bandrecorder vervangen werd door de compact cassetterecorder, een medium dat met zijn niet-monteerbare banden letterlijk en figuurlijk minder open stond voor de gebruiker dan de bandrecorder? Welke mogelijkheden zagen de industrie en andere propagandisten van de bandrecorder eigenlijk voor de recorder-amateur? Welke klanken joegen de geluidsjagers daadwerkelijk na? En waarom konden diezelfde geluiden aan het begin van de jaren zeventig – blijkbaar – steeds minder mensen dusdanig boeien dat ze er jacht op wilde maken?Deze vragen zullen worden beantwoord aan de hand van enkele inter-views met geluidsjagers en de studie van archieven, websites en tijdschriften van verenigingen voor geluidsjagers.

Netherlands Institute for Sound and Vision
doi.org/10.18146/tmg.234
Tijdschrift voor Mediageschiedenis

Bijsterveld, Karin. (2014). ‘Wat doe ik met m'n bandrecorder…?’: Geluidsjagen en de klank van het dagelijks leven in de jaren vijftig en zestig. Tijdschrift voor Mediageschiedenis, 6(2), 90–116. doi:10.18146/tmg.234